U bent hier

Indicaties en contra-indicaties voor groepswerk

Binnen het aanbod en de opzet van diverse groepen zijn vele variaties te onderscheiden.
Een indeling kan daarbij gemaakt worden in trainingsgroepen, maatschappelijk werkgroepen en therapeutische groepen.
Een beschrijving van de verschillen tussen deze groepen vindt u onder typologie van groepen.

Op grond van welke argumenten dien je als professional een cliënt wel of juist niet een groepsgewijze begeleiding te adviseren?
Onderstaande indicaties en contra-indicaties kunnen u helpen gemotiveerd al dan niet te kiezen voor een groepsgewijze begeleiding als meest geëigende begeleidingsvorm voor de betreffende klant/cliënt/patiënt (W. Goossens, 2001).

  

INDICATIES    voor een groepsgewijze begeleidingsvorm 

  • Het regelmatig signaleren van eenzelfde klacht, vraag of thema vormt een verwijzingsgrond om een groep te starten.
  • Wanneer er sprake is van gedeelde belangen bij de hulpvragers waarbij solidarisering, collectivisering en bundeling van hulpvragen de potentiële kracht van de deelnemers kunnen vergroten.
  • Wanneer een hulpvrager zegt behoefte te hebben aan ontmoetingen met lotgenoten, bijvoorbeeld in verband met (h)erkenning; met andere woorden: wanneer de hulpvrager naar een groep vraagt of daarover spreekt.
  • Wanneer de hulpvrager de problematiek als zeer individueel beleeft of de problematiek een sterk isolerende werking heeft uitgeoefend; met andere woorden: wanneer het belangrijk is de problematiek in een bredere context te plaatsen.
  • Wanneer het voor de hulpvrager heilzaam is om niet (opnieuw) in een cliënt/patiëntrol geplaatst te worden of te blijven; met andere woorden: wanneer een meer gelijkwaardige positie gewenst is of het doel is de hulpvrager op meer aan te spreken dan zijn cliënt-zijn (bijv. zijn hulpmogelijkheden, zijn steun aan de ander).
  • Als het belangrijk is dat de hulpvrager leerervaringen in contacten met anderen opdoet, door middel van identificatie, imitatie, feedback, informatie, interactie, experimenteren, zelfinzicht vergroten. Dit geldt zeker als dergelijke leerervaringen niet of te weinig in een individuele of gezinsgerichte benadering tot stand kunnen worden gebracht.
  • Wanneer veelvuldig dezelfde informatie overgedragen moet worden.
  • Bij leeftijdsgebonden vragen/problemen, bijvoorbeeld vragen rond ouder wordende ouders.
  • Vragen die om een seksespecifieke benadering vragen zoals bij incestslachtoffers.
  • Vragen die betrekking hebben op een specifieke doelgroep, bijvoorbeeld ouders van kinderen met autisme, Downsyndroom, adhd enzovoort.
  • Bij vragen die specifiek zijn voor een bepaalde maatschappelijke klasse, bijvoorbeeld groepen rond de positie van bewoners in een achterstandswijk of groepen voor vrouwen in de bijstand.
  • Wanneer een groep betekenis kan hebben voor (de uitbreiding van) het sociale netwerk, het gevoel ergens bij te horen!
  • Wanneer de groep betekenis kan hebben voor de uitbreiding van het referentiekader van de hulpvrager, met andere woorden als het belangrijk is dat de cliënt meerdere visies, opvattingen, andere reacties op problemen, adviezen, oplossingen enzovoort op het spoor kan komen. Zijn denkkader wordt door de groep verbreed en dit kan een meerwaarde hebben boven individueel werken. 
  • Wanneer de hulpvrager zich te afhankelijk opstelt ten opzichte van de professionele hulpverlening; in een groep is de afhankelijkheid van de hulpverlener immers veel meer gespreid.
  • Wanneer de hulpvrager een exclusieve rol als hulpvrager (continu) afwijst. Blijkbaar wil de hulpvrager dan op een andere rol worden aangesproken!
  • Wanneer een directe persoonlijke benadering voor de hulpvrager te bedreigend is. Groepen kunnen een zekere mate van anonimiteit hebben, die cliënten kunnen prefereren boven een direct contact met een hulpverlener, bij wie ze in de rol van cliënt komen.

CONTRA-INDICATIES  voor een groepsgewijze begeleidingsvorm

  • De hulpvrager kan geen verwachting of doelstelling formuleren. 
  • De hulpvrager sluit niet aan bij de doelgroep en de doelstelling van de groep en/of de instelling.
  • De hulpvragercliënt is zodanig op zichzelf gericht dat er geen contact, interactie of verbinding met groepsleden kan worden aangegaan, bijvoorbeeld in geval van sterk egocentrische. Dit speelt ook een rol wanneer de hulpvrager alleen maar naar de groep komt om iets te “halen” en zelf weinig ondersteuning en contact biedt.
  • De hulpvrager heeft een lopend contact met een hulpverlener in de GGZ. In dit geval kan de cliënt voor de keus gezet worden dit contact tijdelijk op te schorten. Natuurlijk dient hierbij wel onderzocht te worden voor welk probleem iemand begeleid wordt.  
  • De hulpvrager heeft een individuele of exclusieve relatie met de hulpverlener nodig.
  • De hulpvrager heeft de individuele relatie met hulpverlener als werkzaam principe nodig.
  • De hulpvrager heeft de onverdeelde aandacht van de hulpverlener nodig.
  • De hulpvrager is dermate verward dat de groep teveel extra prikkels oplevert.
  • De hulpvrager uit zich suïcidaal of het vermoeden bestaat dat de hulpvrager suïcidaal is.
  • De hulpvrager wordt beheerst door andere problemen.
  • De hulpvrager wordt sterk beïnvloed door overheersende psychiatrische problematiek (N.B. mogelijk i de geestelijke gezondheidszorg wel).
  • De hulpvrager is verslaafd aan alcohol en/of drugs (N.B. in de context van verslavingszorg mogelijk wel).
  • De hulpvrager heeft last van bepaalde fysieke aandoeningen die de groepsinteractie belemmeren.